
Op 10 juni 1910 wordt Chester Arthur Burnett geboren in White Station, Mississippi. Hij is de zoon van Leon ‘Dock’ Burnett. E$en man met Ethiopische wortels die als landarbeider werkzaam was. Zijn moeder was Gertrude Jones, een kokkin en huisbediende. Waarschijnlijk is White Station éen van de meest deprimerende plaatsen op aarde, gelegen midden in de katoenplantages van het Zuiden. Ze zijn daar hun beroemd geworden plaatsgenoot niet vergeten.

De nieuwgeboren man is vernoemd naar Chester A. Arthur, een Republikeinse Advocaat die van 1881 tot 1885 de 21e President van de Verenigde Staten was. Als advocaat verdedigde hij Elisabeth Jennings die in 1854 de toegang tot de tram in New York was geweigerd vanwege haar huiskleur. Hij won de zaak en de segregatie in de tram werd in New York afgeschaft.


Het leven van de jonge Chester is hard en zwaar. Als hij één jaar is gaan zijn ouders uit elkaar. Hij vertrekt samen met zijn moeder naar Monroe County, Georgia. Het ligt vlak bij de staatsgrens met Alabama. Het is ook geen wereldstad, maar wel iets meer richting bewoonde wereld dan White Station.

Zijn moeder was geestelijk behoorlijk labiel. Wat we tegenwoordig een “postnatale depressie” zouden noemen, was in 1910 gewoon gekte. Van enig begrip of medeleven is geen sprake. Moeder brengt geen enkel enthousiasme op voor haar zoon noch de rest van haar gezin. Geen school, maar werken op de plantage. Hij ontbeert een geborgen “thuis”.

De thuissituatie escaleert uiteindelijk zodanig uit de hand, dat zijn moeder hem op 11-jarige leeftijd (!) het huis uit gooit. Hij moet maar bij zijn oom gaan wonen. Die blijkt geen haar beter dan zijn zus en mishandelt de jongen vreselijk. Als hij 13 is, dan vlucht hij en loopt zo’n 120 kilometer om zich bij zijn vader te melden. Wat hij niet verwacht gebeurt: hij wordt liefdevol in diens gezin en familie opgenomen, die zeer muzikaal blijken te zijn. Er komen veel muzikale vrienden over de vloer waarvan Chester een hoop kan leren.

Op zijn 15e is Chester helemaal idolaat van Jimmie Rodgers, de “zingende treinremmer”. Voor de jongere lezers: lange vrachttreinen hadden als laatste wagon een remmershuisje. Die was nodig als een lange vrachttrein een berg afreed en het gewicht de locomotief dreigt voort te duwen.
Jimmie had een bepaalde hoge uithalen zijn zang en dat was zijn handelsmerk: dat waren zijn “blue yodels”. Qua tekst zat deze muziek erg dicht tegen de blues aan. Prachtige tekst in zijn Blue Yodel #1 (T for Texas):
T for Texas, T for Tennessee
T for Texas, T for Tennessee
T for Thelma, that gal that made a wreck out of me
f you don’t want me mama, you sure don’t have to stall, oh Lord
If you don’t want me mama, you sure don’t have to stall
‘Cause I can get more women than a passenger train can haul
‘I’m gonna buy me a pistol just as long as I’m tall, Lawd, Lawd
I’m gonna buy me a pistol just as long as I’m tall
I’m gonna shoot poor Thelma just to see her jump and fall.
I ‘m going to where the water drinks like cherry wine, sing ‘em boy sing ‘em
Lord I’m goin’ where the water drinks like cherry wine
‘Cause this Georgia water tastes like turpentine
I’m gonna buy me a shotgun with a great long shiny barrel
Gonna buy me a shotgun with a great long shiny barrel
I’m gonna shoot that rounder that stole away my gal
Rather drink muddy water sleep in a holler log
Rather drink muddy water sleep in a holler log
Than to be in Atlanta treated like a dirty dog

Chester doet zijn uiterste best om het geluid van de jodel na te doen, maar hij komt niet veel verder dan een schorre schreeuw. Zijn oom omschrijft het geluid dat Chester voortbrengt als een schreeuw van een huilende wolf.

Bij die opmerking van die oom denkt hij direct terug aan een verhaal dat zijn opa hem vaak vertelde over de eenzame huilende wolf (Howlin’ Wolf) die in het bos rondliep op zoek was naar stoute kinderen. Het verhaal maakte op hem veel indruk. Chester heeft zijn artiestennaam gevonden.

Zijn hele leven zal hij deze datum herinneren: op zondag 15 januari 1928 koopt Chester van zijn spaargeld zijn eerste gitaar. Hij is de koning te rijk. Helaas zijn daar geen foto’s van gemaakt. Deze komt het dicht daarbij in de buurt.

Chester ontmoet in 1930 Charlie Patton die op dat moment de meest populaire bluesman van de Mississippi-delta. Chester herinnerde zich een aantal nummers die Patton speelde: Pony Blues, High Water Everywhere, Spoonful Blues en Banty Rooster Blues. Vrij snel na deze ontmoeting raken ze bevriend en krijgt Chester gitaarles van Patton.

Patton is qua afstammeling een mengelmoes. Hij heeft zowel zwart, witte als indiaans bloed. Wellicht is dat ook de verklaring waarom hij in bredere kringen werd geaccepteerd. De scheiding der rassen is in de jaren ’20 van de vorige eeuw nog heel sterk. Hij laveerde daar een beetje tussendoor.
Samen gaan ze optreden in allerlei kleine en iets grotere dorpjes in de hele Delta. Chester ontmoet een aantal grootheden uit de blues: Blind Lemon Jefferson, Ma Rainey, Lonnie Johnson, Tampa Red, Blind Blake en Tommy Johnson. Zonder overdrijven kan je vaststellen dat Chester in korte tijd vrijwel alle grondleggers van de blues heeft ontmoet en met hen gespeeld heeft. Op 28 april 1934 sterft Patton, geheel onverwacht, aan hartfalen.

Na de dood van Patton trekt Burnett rond in het hele zuiden van de USA. Hij speelt gitaar en mondharmonica. En zingen, natuurlijk. Vaak speelt hij ook met anderen, waaronder: Floyd Jones, Honeyboy Edwards, Sonny Boy Williamson II, Robert Johnson, Robert Lockwood jr. en Son House. In 1940 is hij een van de eersten die op een soort elektrisch versterkte gitaar speelt. Dat is de Gibson ES-150, die ook wel bekend staat als de Charlie Christian gitaar.

Eind 1939 raakt hij betrokken in een gevecht in Hughes, Arkansas. Een vrouwelijke kennis vraagt zijn hulp omdat ze bedreigd wordt door haar ex. Die is zo kwaad dat hij Chester aanvalt. Die verdedigt zich met het eerste voorwerp dat bij de hand is: een klein landbouwwerktuig. De ex wordt dodelijk getroffen. Chester brengt enige tijd in de cel door, tot men overtuigd is van zijn verdediging dat hij uit noodweer handelde.

Vermeld moet worden dat Chester een boom van een kerel is: 1.91 meter lang en 128 kg zwaar, goed getraind atletisch lijf door alle zware arbeid in zijn jeugd.

Op 9 april 1941 wordt Chester “onder de wapenen” geroepen. Hoewel mannen van kleur weinig invloed hadden in de maatschappij, waren ze in het leger meer dan welkom. Chester heeft ruime ervaring als landarbeider en hij heeft ook paarden verzorgd.

Hij wordt ingedeeld bij een bekend onderdeel van de cavalerie: de Buffalo Soldiers. Een onderdeel dat vrijwel geheel uit mensen van kleur bestond. Chester blijft ongeveer tot 1944 bij dit onderdeel actief. Dan wordt het opgeheven: de cavalerie heeft definitief afscheid genomen van de paarden. Voortaan zal de cavalerie alleen tanks kennen.

Chester gaat verder waar hij gebleven is. Hij treedt op in elke plaats, kroeg of bordeel waar hij mag optreden.

Chester wordt bekender en mag opnemen in de studio van Sam Philips in Memphis, Tennessee.

Sam Phillips schrijft op 18 december 1951 een cheque uit van $ 150 als vergoeding voor plaatopnamen. Zo’n deal leverde dan ook het eigendom van de opname. Werd het een flop dan had de eigenaar pech, bij succes liep hij binnen en niet de artiest. In deze sessie werd de Passing By Blues opgenomen ⬇︎ .
Philips heeft dan wel een eigen opnamestudio, maar geen platenlabel. Dan komt Ike Turner in beeld. Die weet de opnames te slijten aan Chess Records in Chicago en het bedrijf van Joe Bihari in Los Angeles. Begin jaren ’50 werden de platen op 78 rpm uitgebracht. Ze waren van het breekbare bakeliet.

Het is het nummer Rocket 88 dat een enorme hit wordt. Dat levert Sam Philips zo veel geld op dat hij daarmee zijn wens kan alten uitkomen. Eind 1952 start hij zijn Sun Records. En Sam heeft opnieuw mazzel als in het voorjaar van 1953 een jonge man zijn studio inloopt om een opname te maken voor zijn moeder. Diens naam? Elvis Presley.


In 1956 wordt zijn opname “Smoke Stack Lightning” een knaller van een hit. Hij is dan van Sun overgestapt naar Chess. Het nummer zingt hij al al in vele variaties al vanaf de jaren ’30 toen hij met Charley Patton optrad. Volgens Wolf was het nummer geïnspireerd op de stoomtreinen die ’s nachts voorbij reden in een wolk van stoom, licht en een regen van vonken. Het nummer bereikt de 11e plaats in de R&B-charts van Billboard.


Een eigen vaste band had hij niet. Artiesten als Bo Diddley en B.B. King traden op met eigen mensen en die deden ook de opnames in de studio. Toch waren er vaste gasten in zijn band:
- Little Walter (speelt mondharmonica in de band en schrijft nummers);
- Hubert Sumlin (gitarist van de band);
- Willie Dixon (bassist en schrijver van de meeste nummers).
- Otis Spann (piano)

De zomer van 1960 is erg productief. In juni 1960 neemt Chester het nummer Spoonful op. Ook dit is een Willie Dixon nummer. En zoals altijd ook gebaseerd op eerdere nummers die ooit formeel zijn vastgelegd als A Spoonful Blues van Charley Patton (1929), Cocaïne Blues van Luke Jordan (1927) en All I Want Is A Spoonful van Papa Charlie Jackson.

Ook bij de opname van Spoonful is het gebruikelijke stelletje muzikanten aanwezig. Omdat ze dat op elke opname doen, wordt het een complet ingewerkte en ingespeelde band die niet onder deed voor een bekende band.
In 1960 juli neemt Howlin’ Wolf het Willie Dixon nummer “Back Door Man’ op. Het gaat om een typisch fenomeen uit het Zuiden, waar veel vrouwen er een buitenechtelijke relatie op na houden. Blueszangeres Sara Martin zong al in 1925: “”Every sensible woman got a back door man”. Ook Charley Patton, Lightnin’ Hopkins en Blind Willle McTell hebben het onderwerp bezongen.
Op de opname van Back Door Man zijn Otis Spann (piano), Hubert Sumlin en Freddie King (gitaar), Willie Dixon (contrabas) en Fred Below (drums) te horen). Een citaat:

Het Ellis Auditorium in Memphis, Tennesse is in het begin van de jaren ’20 van de vorige eeuw gebouwd. Het biedt plaats aan zo’n 10.000 toeschouwers. Het Auditorium was geheel uitverkocht, Wat ook wel logisch was met deze (toen al) legendarische line-up. Het concert vond plaats op 6 augustus 1960.

Eind 1962 verschijnt de eerste “best of” LP, hoewel dat niet zo duidelijk op de hoes staat. Het gaat om twaalf singles op het Chess-label die tussen 1959 en 1962 zijn opgenomen. De bijnaam van deze LP is de “Rocking Chair”, zo genoemd naar de afbeelding op de hoes.


In Engeland was er een grote schare fans voor de blues. Een van hen was Chris Barber, een bekende bandleider in het VK. Hij zette zich vanaf het eind van de jaren ’50 om bluesmuzikanten naar Europa te halen. Als het nodig was dan sliepen de gasten gewoon bij hem thuis.

In Europa was veel meer aandacht voor de origine bluesartiesten. Vooral door de voortrekkersrol van Engeland, maar ook vanuit andere landen waar de AFN (American Forces Network) is te ontvangen. Dat station besteedt naar verhouding veel aandacht aan de muziek van het zwarte deel der natie. Voor de zekerheid werden de concerten van 1964 opgenomen. In de jaren ’70 verscheen daarvan een ‘witte plaat’ (= een illegale uitgebrachte plaat zonder toestemming van de artiest, plaatsenmaatschappij of wie dan ook).

Tijdens vrijwel elk optreden bleef de taperecorder meelopen….Omdat de band uit een aantal zeer ervaren muziekanten bestond was het opnemen een makke. Vaak was er weinig verschil tussen het podium en de studie. Alles ging in één take.

Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar in de USA was de situatie heel anders. Daar was de aandacht niet gericht op “vroeger”, maar op “nu” en de artiesten die daarbij hoorden. Denk dan vooral aan de hits van Motown en de solo van Atlantic (Aretha Franklin, Otis Redding, Marvin Gaye).


Hėt keerpunt werd veroorzaakt door The Rolling Stones. Zij zijn in het voorjaar van 1965 in de USA om opnames te maken. Hun hit is dan ‘The Last Time’. Ze worden gevraagd voor Shindig voor een aantal nummers te spelen. . Dat was een TV-programma dat “nationwide” werd bekeken. Ja, de Stones wilden graag in de show spelen, maar stelden als lid dat een van hun blueshelden in het voorprogramma zou spelen. De programmaleiding kon kiezen tussen Muddy Waters of Howlin’ Wolf. Voor het eerst zagen miljoenen Amerikanen waar die Engelse jongens hun inspiratie vandaan haalden.


Het optreden in Shindig opent heel veel deuren. Natuurlijk was het ook de bedoeling van de Rolling Stones, maar het effect blijkt veel sterker te zijn. En belangrijker: het is blijvend.


De Super, Super Blues Band bestond uit Muddy Waters, Bo Diddley en Howlin’ Wolf. Op deze LP uit 1968 spelen ze elkaars werk. Wat als eerste opvalt is dat de geluidskwaliteit er in een jaar of acht giga op vooruit is gegaan. Veel “ouwe getrouwen” zijn er gewoon bij: Naast Bo, Chester en Muddy op gitaar en zang spelen Clifton James (drums), Hubert Sumlin (gitaar), Otis Spann (piano), met als verrassing Buddy Guy op de bas. Klinkt als het was: een gezellige middag swingen in de studio.
De Avalon Ballroom op 1244 Sutter Street (hoek Van Ness) was open van 1966 tot 1969. In die periode speelt het een grote rol in de opkomst van de psychedelische muziek. Groepen als The Byrds, The Doors en Grateful Dead traden vaak op. Hier staat Janis Joplin in het vooprogramma. Deze poster werd getekend door Anton Kelly.



Eerbetoon aan Howlin’ Wolf. In Londen nodigen Eric Clapton, Steve Winwood, Charlie Watts (✞) en Bill Wyman hem uit om 12 van zijn bekendste nummer nog eens op te nemen. Maar dan in de UK-stijl. De opnames vonden plaats tussen 2 en 7 mei 1970 in de Olympic Sound studios in Londen. De plek waar de Rolling Stones kind aan huis waren. Ook deze plaat kwam uit op het Chess-label.

Tijdens de opnamen is hij al erg ziek. Tussen de sessies door wordt hij in een Londons ziekenhuis gedialyseerd. Hij is dan nog maar 60 jaar. Later dat jaar wordt hij ook getroffen door een aantal hartaanvallen. Een flink deel daarvan wordt veroorzaakt doordat hij zijn eigen gezondheid als “niet lullen, maar doorgaan” behandelt.



Op 22 november 1975 geeft Howlin’ Wolf in het Chicago Amphi Theatre zijn laatste show. Hij geeft echt alles, inclusief de “Crawlin’ King Shake” waarbij hij kronkelend over de vloer gaat.
Na afloop moet hij door de aanwezige hulpverleners worden gereanimeerd. Zijn gezondheid blijkt veel slechter dan door iedereen in zijn omgeving werd gedacht.


Dit optreden was zijn laatste. Hij komt de gevolgen van de reanimatie niet meer te boven. Hij sterft op 10 januari 1976 in Hines, IlIinois. Bijzonder is dat hij sterft op zijn verjaardag. Is een kans van 1 op de 365, maar toch….

In 1991 wordt Howlin’ Wolf toegevoegd aan de Rock ’n Roll Hall of Fame. Bonnie Raitt introduceert hem: “Er was iets donker erotisch aan zijn muziek en tegelijkertijd zo eenzaam en triest.”
![Howlin' Wolf – Howlin' Wolf – Cassette (Compilation), 1991 [r24925160] | Discogs](https://i.discogs.com/Yo90b3HW2D9CCogs0ZOJK6N5y4jskFIg70B6Nmb1OnA/rs:fit/g:sm/q:90/h:600/w:600/czM6Ly9kaXNjb2dz/LWRhdGFiYXNlLWlt/YWdlcy9SLTQ1ODQ1/NTctMTQ1NzMxOTQw/OS00MTE0LmpwZWc.jpeg)
Na zijn overlijden worden in de hele wereld herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd. Een aantal daarvan groeit uit tot tot een jaarlijkse bijeenkomst. Die in West Point is daarvan toch wel de bekendste.

Uiteraard is onderdeel van de herwaardering van de blues (en vooral van de pioniers) een vrijwel eindeloze hoeveelheid heruitgaven en verzamelplaten. Niet alleen op CD, maar de laatste jaren vooral ook op Vinyl. Want als er iets 100% retro is…

Voor de liefhebbers zijn de platen met “onbekend materiaal” het interessants. Natuurlijk weet iedereen dat het destijds door de artiest en/of platenmaatschappij als inferieur werd beoordeeld, maar ach…geld is geld.

Het graf van Chester Burnett in Oakridge-Glen Oak Cementery, Hillside, Illinois. Net als de man zelf. Niks protserings of wat dan ook. Gewoon een mooie steen voor hem en Lillie.

Op de achterkant een foto. Die vervaagt na 50 jaar langzaam in de tijd. Want ja, Old heroes never die, they just fade away…

© Ronald Nijenhuis (Laatste update:5 oktober 2025)
1236total visits,1visits today