De man en zijn gitaar…
Op 16 september 1925 wordt in Itta Bena, Mississippi, Riley Benjamin King geboren als zoon van Albert en Nora Ella King. Voor diegenen die niet helemaal exact weten waar Itta Bena ligt, het volgende kaartje:
Zijn wiegje staat op de plantage Bear Creek, net buiten Itta Bena. Zijn ouders zijn sharecroppers: een vorm van landbouw die de boeren toestaat het land te gebruiken en waarbij een deel van de opbrengst aan de landeigenaar wordt afgestaan. Dit systeem is eerlijker voor de boer dan een vaste huur. Is de opbrengst goed, dan verdient de eigenaar zijn deel, bij een slechte oogst deelt de eigenaar ook mee in het verlies.
Als Riley 4 jaar oud is verlaat moeder Nora Ella het gezin voor een andere man. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd. Vaak was dit voor vrouwen de enige optie om de eeuwigdurende armoede te ontvluchten. Een duivels dilemma, om zo’n keuze te moeten maken. Riley wordt vanaf dat moment opgenomen in het gezin van zijn oma aan moeders kant, Elnora Farr in Kilmichael, Mississippi.
In Killmichel wordt Riley lid van het gospelkoor in de Pentecostalism Church Of God In Christ. De Predikant is in het bezit van een Sears Roebuck Silvertone gitaar. Dat zijn gitaren die verkocht worden via het grote postorderbedrijf Sears & Roebuck. Dat bedrijf stelt in elke uithoek van de USA te kunnen leveren. Op deze gitaar leerde Riley zijn eerste drie akkoorden spelen.
Zijn werkgever in Killmichael schiet Riley $ 15 om zijn eerste gitaar te kunnen kopen. Geen liefdadigheid, want hij betaalt de lening terug door inhouding op zijn salaris. Een mooie win-win situatie die de blues veel heeft gebracht. Zoals altijd hangt de geschiedenis van toevalstreffers aan elkaar. Alleen hoor je achteraf de goed uitgevallen gevallen.
In november 1941 wordt in Helena, Arkansas het radiostation KFFA opgericht. Arkansas grensde aan de staat Mississippi waarbij de gelijknamige rivier de grens vormde. Helena wordt rond 1930 wel “De Blueshoofdstad van de Delta” genoemd. Om een paar muzikanten te noemen die daar regelmatig optraden: Robert Johnson, Johhny Shines, Sonny Boy Williamson II, Robert Nighthawk, Howlin’ Wolf, Elmore James, David “Honeyboy” Edwards. Memphis Slim en Roosevelt Sykes. Op het radiostation werden bepaalde uren gesponsord. Een daarvan van “King Biscuit Time” waarin alleen maar blues te horen was. KFFA was het eerste station waar deze sponsor zich mee verbond. Het werd zo’n succes dat meerdere stations volgden. Riley was een van de vaste luisteraars.
Op 17-jarige leeftijd verhuist Riley opnieuw. We schrijven dan 1942. Dit keer naar Indianola, Mississippi. Later zal hij deze plaats zijn ‘hometown’ noemen. Ook hier is er ruimschoots aandacht voor het feit dat B.B. King daar heeft gewoond. Er is zelfs een museum die zijn naam draagt.
In het museum is het leven van B.B. King keurig in decennia onderverdeeld. Er staat een bovenmaatse kopie van Lucille in de tuin en er is de nodige prullaria te koop. Extra leuk zijn de B.B. King drumstokjes. Voorzover bekend heeft hij nooit een ander instrument aangeraakt dan de gitaar.
In Indianola werkte Riley nog steeds in de agriculturele hoek. Eerst aan een zogenaamde “cotton-gin’. Dat is een machine om de ruwe katoen te scheiden van het katoenzaad. Dat zaad kon gebruikt worden om opnieuw katoen te zaaien of om te persen om er katoenzaadolie van te maken. Het apparaat is in 1793 uitgevonden door Eli Whitney.
Daarna leerde Riley om een tractor te besturen. Dat hielp hem om snel weer uit Militaire dienst te komen in 1946. Na WO2 was er in de USA een schreeuwend tekort aan geschoolde werkmensen, die allemaal vrijstelling kregen. Hij speelt met het gospelkoor mee. Ook speelt hij vaak op straat. Over dat op straat spelen zegt hij: “Als ik gospelnummers speel, dan kijken de mensen erg serieus en luisteren zwijgend. Maar aan het eind van de avond blijft mijn hoed leeg. Speel ik blues, dan dansen de mensen, zijn vrolijk en dan haal ik $ 40 of $ 50 per avond op”. Dan is de keuze snel gemaakt.
Begin 1946 neemt Bukka White hem mee naar Memphis, Tennessee. Riley kan gedurende tien maanden bij White thuis logeren. Tijdens dit verblijf komt Riley tot de slotsom dat hij niet goed genoeg is voorbereid op een bestaan als bluesgitarist. Hij keer huiswaarts en neemt zich voor net zo lang te blijven oefenen totdat hij aan de versie criteria kan voldoen.
Er is nog een reden om terug te gaan naar Indianola. Hij en Martha Lee Denton zijn verliefd geworden en trouwen in november 1946. Gek genoeg is daarvan alleen een buitengewoon slechte kwaliteit foto overgebleven. Nu hij weet wat hij moet doen om beter te worden oefent hij zich een slag in de rondte.
In 1948 keert hij terug naar West-Memphis, Arkansas. Memphis ligt namelijk op beide oevers van de Mississippi-rivier, het oostelijke deel valt onder de staat Tennessee en het westelijke deel is Arkansas. Hij krijgt de kans om te spelen in het programma van Sonny Boy Williamson op KWEM-radio. Hij begint snel een eigen publiek voor hem te winnen. Radiostation WDIA is aanmerkelijk groter en geeft hem een eigen programma gedurende 10 minuten. Dat wordt snel zo populair dat het programma wordt uitgebreid tot de Sepia Swing Club.
Omdat Riley regelmatig op straat speelt krijgt hij van het radiostation de bijnaam ‘Beale Street Blues Boy”. Omdat het radiostation geheel in handen van mensen van kleur, is de term “boy” niet beladen. (Witte Amerikanen gebruiken deze term denigrerend.) Binnen korte tijd is zijn “officiële naam” Blues Boy King: B.B. King is geboren. En ja, het moet met de puntjes er tussen.
Begin 1949 is het verschrikkelijk koud. B.B. treedt op in het stadje Twist, in Alabama. Het plaatsje is genoemd naar de voormalige slavenplantage die daar heeft gestaan. Omdat het zo vreselijk koud is, heeft de eigenaar een aantal oliekachels neergezet om de ergste kou te verdrijven. Dan krijgen twee mannen ruzie. Dat loopt uit de hand tot een handgemeen en zij rollebollen over de vloer. Daarbij gooit een van hen een oliekachel om. Binnen de kortste tijd staat de tent in lichterlaaie.
Gelukkig weet iedereen heelhuids weer naar buiten te komen, Maar B.B. realiseert zich dat zijn geliefde gitaar nog binnen ligt. Hij bedenkt zich geen moment en stormt het brandende pand in. Het lukt hem om zijn gitaar te redden. Hij beseft achteraf zelf ook dat het eigenlijk gekkenwerk was en dat hij echt van geluk mag spreken het te hebben overleefd. Hij besluit voortaan zijn gitaar te vernoemen naar de vrouw waarover de ruzie was ontstaan: Lucille.
B.B. krijgt de gelegenheid om een single op te nemen. Hij heeft een nummer geschreven als ode aan zijn vrouw: Miss Martha King. In 1949 bestond de PVC plaat nog niet. Dit was een exemplaar van bakeliet dat op 78-toeren gedraaid werd. De plaat wordt geen succes, maar het opnemen smaakt naar meer.
B.B. krijg een platencontract na bemiddeling door Ike Turner. Die was in 1951 talenscout geworden bij RPM. Volg de link om het verhaal over RPM, Modern Records en de platenbazen te lezen. In deze tijd is het heel gebruikelijk dat platenbazen en diskjockey’s als mede-auteur worden vermeld. Als je als artiest daartegen uitspreekt, dan kan je een verdere carrière wel vergeten.
Begin jaren ’50 maakt B.B. deel uit van de “Beale Street Blues Scene”. Niet langer op straat, maar in een van de danslokalen die daar gevestigd zijn. Hij speelt met muzikanten als Bobby Bland, Johnny Ace en Earl Forrest. Zij noemen zich de “Beale Streeters. Nee, niet bijster origineel, maar wel ter zake doende.
Het leven is hard voor mensen van kleur in het zuiden van de USA. Dat blijkt maar weer eens uit bovenstaande foto waar een bepaald café toegankelijk is voor “colored”. Op deze misstanden, bekend als segregatie, wordt veel dieper ingegaan op de pagina Mississippi want een dergelijke schandvlek mag niet onbesproken blijven.
B.B. blijft platen opnemen voor RPM records. Daar zit een flinke klapper bij als ‘Three O’Clock Blues’ dat in 1952 de eerste plek behaald in de Billbaord Rhythm & Blues Charts.
De sound die B.B. voor ogen heeft is die van een flink orkest, niet van een simpele begeleidingsband. Hij zoekt een flink aantal talentvolle muzikanten bij elkaar en het feest kan beginnen.
Al snel krijgen B.B. en zijn orkest vanuit het hele land verzoeken om te komen spelen. De oplossing is simpel. Hij is een van de eerste artiesten die met een eigen toerbus door het hele land trekt. Dat kan betaald worden omdat door een aantal succesvolle nummers in de Billboard zijn verdiensten stijgen van zo’n $ 85 naar $ 2.500 per week. Dat in biljetten met de waarde van 1955.
In 1956 treden B.B. en zijn orkest maar liefst 342 keer op en werd en drie keer in de tussentijd en plaat opgenomen. Dat record is tot op de dag van vandaag niet gebroken.
In 1958 verschijnt de eerste LP van B.B. King: ’the Blues’. Dan pas? Ja, maar daar is een verklaring voor. De overgang van de 78 rpm plaat (van bakeliet) naar vinyl gaat langzaam. In het begin, zo rond 1955, is er relatief weinig van dat spul beschikbaar. De grote klappers op de markt krijgen voorrang.
Mildred Jones (1933-2003) was een zangeres en pianiste. Zij zong en speelde in de orkesten van Duke Ellington en de Count Basie Band. Vanaf het einde van de jaren ’50 speelde zij in de band van B.B. King. Zo ging zij ook mee op zij wereldtournee in 1979. Haar solo CD dateert van 1976.
Al in 1959 verschijnt de tweede LP van B.B. King en zijn orkest: B.B. King Wails (to wail = jammeren, huilen).Duidelijk teken dat zijn platenmaatschappij er brood in ziet om weer een grote schijf met 12 nieuwe nummers op de markt te brengen. En wederom met behoorlijk veel succes. B.B. king begint een ster te worden.
Af en toen zijn B.B. en zijn orkest nog een onderdeel van een ‘package deal’ (een hele avond met een scala van artiesten), maar duidelijk is dat de verdiensten aanzienlijk hoger liggen als hij en zijn orkest de enige attractie van de avond vormen. En verdiensten zijn belangrijk, want het gaat wel om 10 muzikanten in loondienst, technici, chauffeurs, een tourbus. Een compleet bedrijf, dus.
In 1962 tekent B.B. een recorddeal met ABC Paramount. Een van de muzieklabels die ook aan een filmstudio gelieerd zijn, net als Warner Brothers en Columbia.
Voor zijn nieuwe maatschappij neemt hij in 1964 de LP ‘Live at the Regal’ op. Later zal hij deze plaat “een van mijn allerbeste optredens ooit” noemen. En: “die avond in Chicago viel alles gewoon perfect op zijn plaats”.
Het is tamelijk bescheiden om aan te geven dat het te danken is aan een soort gelukkig toeval dat deze avond zo vlekkeloos verloopt. Natuurlijk zal dat een rol gespeeld hebben, maar wat je op deze plaat zo vreselijk goed kunt horen is het vakmanschap dat B.B. King en zijn band hebben opgebouwd in de tien jaar daarvoor. Hij is niet langer een bluesman pur sang, nee hij is een totale performer geworden. Hij heeft vanaf het eerste moment een innig contact met zijn publiek en dat hoor je in elke groef.
Vrijwel elke single die hij opnam voor ABC werd in een oplage van rond de 100.000 exemplaren verkocht. Vergeet niet dat in die tijd singles ook erg belangrijk waren als vulling voor de jukeboxen in café’s door het hele land. Overal waar een bluesminnend publiek kwam, werden zijn singles in de machine gestopt.
In 1965 worden de eerste concerten gehouden in het Fillmore Auditorium in San Francisco gehouden. De organisatie van evangelist Billy Graham begin met populaire muziek te programmeren. Al snel is “The Fillmore” een begrip in muziekland. In 1971 wordt een 2e vestiging in New York geopend. Dat werd de “Fillmore East”. En San Francisco “Fillmore West”.
De zaken gaan goed en B.B. laat zich fotograferen als een echte baas. Een capo di tutti capi. Compleet met sigarettenpijpje, overhemd met bling bling en een vlinderdasje. It’s a long way from Itta Bena.
Gelukkig blijft B.B. als muzikant in beeld. Stel je voor dat hij films was gaan maken, net als Elvis. Daar zit niemand op te wachten.
Na vele jaren hard werken begint B.B. King een behoorlijke bekendheid te worden onder het grote publiek. Niet door TV-shows als The Monkees, Tom Jones, Johnny Cash of Sonny and Cher, maar gewoon door avond in, avond uit keihard te werken. Met zijn geliefde gitaar en dito orkest trekt hij het land door.
In 1969 lacht het geluk hem toe. Zijn single ‘The Thrill is Gone’ van de LP ‘Completely Well’ wordt een grote hit. Het nummer wordt 15e in de Billboard Hot 100. In 1971 krijgt hij voor dit nummer een Grammy Award.
Het voordeel van een hit is dat meer mensen je willen zien. Nadeel is dat de agenda met zo’n 350 geboekte shows al tamelijk vol is. De oplossing is dan simpel: in grotere zalen gaan spelen.
In 1971 scoort hij weer een kneitergrote hit: Ain’t Nobody Home, dat afkomstig is van zijn LP B.B. King in London. Het nummer kwam tot # 46 in de Billboard Hot 100. Midden tussen de popsingles, dus.
Platenmaatschappij ABC was inmiddels ABC/Dunhill geworden. En het Probe label was speciaal opgericht voor de meer progressieve muziek. O.a. Steely Dan zat er op. In 1973 werd het opgeheven. Het werd ABC-records.
In het begin van de jaren 70 zijn de synthesizers van Moog (spreek uit als: Mogue) niet aan te slepen. Bij Gibson werken een paar mensen die de potentie zien van de geniale ontwerper Bob Moog. Hij wordt gevraagd voor twee projecten: gitaren/bassen met actieve elektronica en een serie transistorversterkers (Solid State). De gitaren doen in dit verhaal niet ter zake, de amp des te meer.
De versterkers werden door Gibson op de markt gebracht als LAB-series. Deze L5 had een uitgangsvermogen van 100 watt en twee CTS speakers van 12″. Het kan aan het ontwerp liggen, maar deze versterkers waren (en zijn nog steeds) kogelhard en bleven clean. B.B. koos voor de L5. Hij maakte er zelfs reclame voor. Hij heeft deze versterker tot aan zijn door gebruikt.
Om zijn gitaar in het zonnetje te zetten, brengt hij in 1975 de LP ‘Lucille Talks Back’ uit. Hoewel de gitaar altijd de naam Lucille is blijven houden is dit de eerste Gibson die als zodanig is ontworpen. De “normale” ES-355 (waar ook Chuck Berry graag op speelde) werd veranderd: de kenmerkende f-sleutels aan de voorkant van de gitaar ontbraken. Dat scheelde enorm in feedback. Of eigenlijk: het voorkomen daarvan.
Flink wat jaren later brengt Gibson de Lucille Legacy uit, een gitaar uit Gibson’s Custom Shop. In de advertentie wordt ook de L5 afgebeeld. Dat is tenslotte de enige juiste combinatie.
Een live-plaat uit 1992. Daarop staat ook zijn versie van het U2-nummer ‘When love comes to town’ zoals dat op de CD ‘Rattle And Humm’ van U2 uit 1988 staat.
Zo rond 1994 werden er steeds meer festivals rond de blues georganiseerd. Vaak met klinkende namen. Hiermee was eigenlijk de cirkel rond, want de complete shows uit de jaren ’50 werden op deze manier herbeleefd.
Even terug naar het B.B. King Museum in Indianola, Mississippi. In 2016 is er een vleugel aangebouwd voor het graf van Riley Ben King. Het is een passende gedenkplek geworden. Hij is duidelijk terug op de grond van zijn hometown. Zo heeft hij het ook gewild.
Dit zijn links naar de pagina’s van onze andere helden:
© Ronald Nijenhuis / Bluesville (Laatste update: 19 december 2023)
243total visits,1visits today